In vele boomspiegels groeit het meestal ongewenste perzikkruid, zo genoemd door de kleur van de minuscule bloemetjes, die in een aarvormig trosje staan, maar ook door het blad dat op dat van een perzik lijkt.
Volksnamen als Christuskruid en Jezusgras dankt ze aan de donkere vlek die praktisch altijd midden op het lancetvormige blad te vinden is en die - zo dacht men vroeger – hoe kon het anders, een oorspronkelijk van Golgotha afkomstige, opgedroogde bloeddruppel moest zijn.
Deze zeer algemene, eenjarige plant behoort tot de polygonumfamilie, de duizendknopen, herkenbaar aan de vele, maar beslist geen duizend verdikkingen aan de stengels, ook wel stengelknopen genoemd.
Enkele langer levende neefjes van dit perzikkruid zijn uitermate geschikt voor boomtuintjes als de bodem niet te droog is.
De laagblijvende Persicaria affinis uit Nepal, vormt met kruipende wortelstokken dichte wintergroene matten, waar eindeloos doorbloeiende aartjes bovenuit steken in allerlei tinten, variërend van donkerroze tot wit.
Langs snelstromende bergbeken in de Himalaya groeit Persicaria amplexicaulis, die met haar korte, stevige wortelstokken weelderige pollen vormt met toegespitste eironde bladeren, in een overhangende, de bodem bedekkende groeiwijze.
De schoonheid van deze planten zit met name in de rijkelijk door vlinders en bijen bezochte, rode, roze of witte aartjes, die boven het blad uit rijzen en die vanaf juli doorbloeien tot het vriest.
Twee niet woekerende, roodbloeiende selecties van de Belgische kweker en tuinarchitect Chris Ghyselen zijn de Persicaria amplexicaulis ‘Dikke Floskes’ met vingerdikke wijnrode pluimpjes en de elegante, wat laag blijvende Persicaria amplexicaulis ‘Blackfield’, met ragfijne diepdonkerrode aartjes.
Harry Pierik